Een op drie politiezones heeft geen referentiepersoon discriminatie en haatmisdrijven

Robby De Caluwé

Slechts 125 van de 185 politiezones of 68 procent hebben een referentiepersoon betreffende discriminatie en haatmisdrijven in dienst. Dat blijkt uit cijfers die Federaal parlementslid Robby De Caluwé (Open Vld) bij de Minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (CD&V) opvroeg. Robby De Caluwé: “Elke politiezone zou een referentiepersoon moeten hebben, opdat alle politiezones slachtoffers op een professionele manier kunnen opvangen en dit soort misdrijven ernstig en professioneel kunnen opvolgen.”

Vandaag, dinsdag 17 mei, is het de Internationale Dag tegen Homofobie, Bifobie, Transfobie en Interseksefobie (IDAHOT). Het is een dag waarop wereldwijd een vuist wordt gemaakt tegen homohaat en de sociale onwenselijkheid daarvan. “Dat begint bij het ernstig nemen van deze misdrijven én de slachtoffers ervan”, zegt Parlementslid in de Kamercommissie voor Gelijke Kansen, Robby De Caluwé (Open Vld). “Daarom vroeg ik aan de Minister van Binnenlandse cijfers op over de behandeling van deze klachten en misdrijven door de politie. Want zulke misdrijven mogen niet onbestraft blijven!”

Uit het antwoord op de parlementaire vraag blijkt dat niet alle politiezones al over een referentiepersoon inzake discriminatie en haatmisdrijven beschikken. Slechts 125 van de 185 politiezones (of 68 procent) hebben minstens één personeelslid die opleiding ‘Referentiepersoneelslid inzake discriminatie en haatmisdrijven’ hebben gevolgd. Deze personen kregen een opleiding van 16 uur inzake het wettelijk kader, de manier van reageren op slachtoffers, informatie over partners of verenigingen zoals Unia of Rainbow Cops en de manier waarop een specifiek proces-verbaal dient opgesteld te worden.

Parlementslid Robby De Caluwé (Open Vld) is niet blij met deze cijfers: “Veel slachtoffers van homo- en transfobie ervaren een enorme drempel om aangifte te doen. Slachtoffers moeten ernstig worden genomen én kunnen rekenen op een geschikt onthaal en een professionele begeleiding. En dan merken we dat er anno 2022 nog 32% politiezones zijn die niet eens over een referentiepersoon beschikken.” Robby De Caluwé is dan ook stellig: “We moeten een duidelijk signaal geven aan potentiële daders dat deze misdrijven ernstig worden genomen en niet langer getolereerd worden!”

De Caluwé vraagt snel actie: “Alle politiezones een moeten een referentiepersoon in hun team hebben. Uiteraard moeten deze mensen regelmatig opfrissingscursussen krijgen. Daarnaast zou het goed zijn dat ook andere politiemensen worden bijgeschoold in deze problematiek. Hoe meer mensen kennis van zaken hebben, hoe beter slachtoffers op een correcte manier kunnen worden opgevangen, begeleid en bijgestaan.”

Uit het antwoord op de schriftelijke vraag van Robby De Caluwé blijkt effectief dat politieambtenaren een bijkomende opleiding kunnen volgen bij Unia en de politieacademie van Henegouwen een vervolgopleiding organiseert. “Maar amper 6 referentiepersonen hebben deze opleiding in 2019 voltooid. No more words needed… daden des te meer”, besluit Robby De Caluwé.